Schuldhulpverlener Lilian en schuldeiser Marijke in gesprek over ons werk
‘Wat gebeurt er ná de schuldregeling?
Dat is voor ons heel belangrijk’
Marijke Beenen is teamleider Schuldhulpverlening bij deurwaarder LAVG, en is regelmatig in gesprek met het team ‘Samenwerking schuldeisers’ van de NVVK. Lilian Kooistra is schuldhulpverlener bij Stadsring en won in 2024 de onderscheiding ‘Financiële hulpverlener van het jaar’.
De twee spreken elkaar bij Stadsring over grote ontwikkelingen in ons werk in de afgelopen tijd. Marijke, na afloop: ‘Ik heb een leuk en open gesprek gehad. Het is heel goed om af en toe eens bij elkaar in de keuken te kijken. Ik heb meer inzicht gekregen in wat schuldhulpverleners allemaal moeten doen en waarom de gesprekken die gericht zijn op gedragsverandering zoveel tijd vragen.’
Lilian: ‘Ik denk dat het goed is om vaker bij elkaar langs te gaan. Onlangs hadden wij hier de woningbouwvereniging over de vloer, en binnenkort gaat mijn afdeling langs bij een deurwaarderskantoor.’
Marijke: ‘Hoe beter het contact is, hoe fijner het werkt.’
Lilian: ‘Nu ik jou gesproken heb, denk ik dat ik toch wat vaker de telefoon pak in plaats van een mailtje te sturen. Persoonlijk contact is prettiger’.

Samenvattend zie je in dit gesprek tussen Lilian en Marijke
- Begrip en samenwerking groeien als beide partijen elkaars werkprocessen beter begrijpen.
- Communicatie is een terugkerend punt: schuldeisers willen in de aanloop naar een schuldregeling meer horen over de voortgang
- Geduld versus urgentie: deurwaarders ervaren vaak frustratie bij uitstel zonder updates, schuldhulpverleners worstelen met de intensieve begeleiding die vaak meer tijd vraagt dan ingeschat.
- Nazorg en gedragsverandering zijn essentieel, maar lastig af te dwingen.
- Vertrouwen versus controle: schuldhulpverlening is gebaat bij vertrouwen en vrijwilligheid, schuldeisers vragen vaker om zekerheid en controle (zoals bewindvoering na een regeling).
- Structurele problemen zoals te lage inkomens blijven een fundamenteel obstakel dat individuele trajecten overstijgt
Lilian: ‘Ik werk als schuldhulpverlener bij Stadsring. Samen met zo’n veertig collega’s verzorgen we schuldhulpverlening in Amersfoort, Leusden en Bunschoten. Daarnaast verzorgen we sociaal-juridische dienstverlening in Soest, Barneveld en Voorthuizen. We werken met 2 teams: een team 'Schuldregelen' en een team 'Duurzame ondersteuning'. Dat laatste team is er voor mensen die nog niet toe zijn aan een schuldregeling, omdat er nog veel moet gebeuren.’
Marijke: ‘Ik werk sinds 9 jaar als teamleider bij LAVG, nu bij de afdeling Schuldhulpverlening. Daar werken 8 mensen, allemaal met een eigen specialiteit. Die afdeling beheert alle dossiers van mensen die niet kunnen betalen. Mensen in detentie, mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats, en mensen die schuldhulp krijgen. Een paar jaar geleden hebben we geconcludeerd dat deze groepen een aparte afdeling verdienen, en die hebben we toen opgezet. In de deurwaarderswereld is wat dat betreft ook veel veranderd.’
Lilian: ‘Wat mooi, dat wist ik niet.’
‘Hou ons op de hoogte’
Marijke: ‘Jij werkt in het voortraject begrijp ik. Daar zit nogal eens irritatie bij ons. Als er een schuldregeling gaat lopen weten we wat er gaat gebeuren. Maar als we in de fase daarvoor te horen krijgen: 'graag vier maanden uitstel', en vervolgens horen we niks maar moeten we er zelf achteraan... dan denken we: waarom houden ze ons niet op de hoogte? Dat geldt des te meer voor de gevallen waarin er nóg een keer vier maanden uitstel wordt gevraagd, en nóg een keer.’
Lilian: ‘Dat kan ik me best voorstellen. Ik vind het herkenbaar. Bij ons komt iemand binnen en je denkt: dit gaat wel lukken in vier maanden, dat redden we wel. Voor je het weet zijn die vier maanden voorbij, omdat er zoveel werk te doen is in het dossier. Zo snel mogelijk door naar een schuldregeling, dat willen wij ook! De situatie stabiel krijgen is veel moeilijker als de stress door de schulden er nog is, bijvoorbeeld het gebrek aan overzicht en de druk die de schuldeisers uitoefenen.’
Marijke: ‘Een belangrijk deel van onze tijd gaat naar mailtjes sturen met de vraag: wat is de stand van zaken? Eigenlijk zou dat omgekeerd moeten zijn. Jullie verwachten van ons medewerking, wij willen dan weten: wat gebeurt er in de dossiers?’
Lilian: ‘Ik hoor je zeggen: er mag wel wat meer actie vanuit schuldhulpverleners zijn.’
Marijke: ‘Het kan ook een kort briefje zijn, of een telefoontje. Soms horen we: 'we hebben er een hard hoofd in dat het gaat lukken, maar wil je ons nog even 90 dagen uitstel geven?' Dat is super eerlijk, en dat vinden we ook fijn, daar kunnen we ook weleens samen om lachen aan de telefoon.’
‘We leggen veel dossiers stil’
Lilian: ‘We willen hetzelfde bereiken denk ik.’
Marijke: ‘Ja, en daarbij werken we wel vanuit hele verschillende situaties. Wij moeten best veel kwijtschelden. Mensen weten denk ik niet hoeveel dossiers deurwaarders stilleggen in afwachting van schuldhulpverlening. Dat zijn er echt heel veel. Ook als een bewindvoerder zich meldt doen we dat. We kunnen wel direct beslag gaan leggen, maar we weten: dat heeft geen zin.’
Lilian: ‘Ik vind dat wel fijn om te horen, dat jullie dat heel veel doen. Wij zien er maar een paar natuurlijk, jullie zien alles wat stilgelegd wordt.’
Marijke: ‘We weten ook wel dat mensen die zich bij jullie melden het niet makkelijk hebben. Om daaroverheen als deurwaarder extra kosten te maken, daar hebben zij niks aan en wij ook niet. Dan kunnen we maar beter even geduld hebben. Alleen: dat geduld wordt soms wel heel erg op de proef gesteld.’
‘Super dat er hulp is voor mensen met schulden’
Lilian: ‘Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe jij aankijkt tegen mensen met schulden?’
Marijke: ‘Het is super dat er hulp is voor mensen die er zelf niet uitkomen. In de praktijk komen we wel heel uiteenlopende situaties tegen. De een zegt: ik wil niet werken, dus ik wil schuldhulpverlening aanvragen. Dat geeft wel jeuk bij ons.’
Lilian: ‘Dat snap ik heel goed.’
Marijke: ‘Aan de andere kant zijn er mensen die arbeidsongeschikt zijn geworden, of waarvan de partner is overleden. Die hebben echt hulp nodig. We werken als LAVG aan heel veel schuldregelingen ook gewoon mee. De halvering en vooral de schuldregeling zonder afloscapaciteit zorgen bij onze opdrachtgevers wel voor een andere houding. Ze willen dat we dieper in het vtlb duiken, extra vragen aan jullie stellen.’
‘Met heel veel schuldhulpverleners hebben we goede contacten trouwens. Een heel aantal heeft mijn rechtstreekse nummer, om even te overleggen als dat nodig is. We doen ook mee aan een pilot van deurwaarders met gemeenten om mensen rechtstreeks door te kunnen verwijzen naar schuldhulpverlening.’
‘Als we niet meewerken komt dat meestal voort uit de opdracht die we hebben gekregen. Sommige opdrachtgevers vinden het fijner als het een Wsnp wordt.’
‘Wat gebeurt er na de schuldregeling?’
Lilian: ‘Wat motiveert hen daarbij?’
Marijke: ‘Dat er meer controle is. Voor die schuldeisers is de vraag: wat gebeurt er na de schuldregeling? Dat bepaalt voor hen vaak het antwoord op de vraag ‘gaan we wel of niet mee in dit voorstel?’ Als iemand veel geld wordt kwijtgescholden en diegene gaat niet in bewind of in budgetbeheer, hoe krijgt zo iemand dan van de schuldhulpverlener de tools mee om dit niet nog een keer te laten voorkomen? Zo kijken we ook naar de schuldregelingen zonder afloscapaciteit. Welke begeleiding na de schuldregeling is er dan?’
Lilian: ‘Voor ons is die regeling zonder afloscapaciteit ook nog nieuw. We streven ernaar dat een hulpvrager weer een goede betaler wordt, je wilt hem het liefst nooit meer terugzien. Als hier iemand binnenkomt, heb ik als schuldhulpverlener vaak wel een idee over hoe iemand zijn schulden het beste zou kunnen aanpakken. Maar uiteindelijk gaat het om wat de inwoner zelf wil, want daar is iemand gemotiveerd voor. Het helpt niet om mijn plan aan iemand op te leggen. Al zou het soms wel makkelijker zijn als iedereen keurig in de pas met jou als schuldhulpverlener meeloopt.’
Marijke: ‘Ja, precies, dat zou het mooiste zijn.’
Lilian: ‘Maar in het team Duurzame ondersteuning, waar ik voor werk, zie ik juist de mensen die dat niet kunnen. Ik verplaats mezelf in hun situatie: je wilt best netjes betalen, maar wat als je opa en oma en je ouders ook altijd schulden hadden? De omgeving heeft veel invloed.’
Marijke: ‘Je hebt dan wel contact, ze hebben de stap naar hulp gezet.’
Lilian: ‘Ja, veel mensen bereiken we helemaal niet. Mensen die jullie waarschijnlijk al veel eerder zien.’
Marijke: ‘Klopt, en we zien ook mensen terugkomen die eerder een schuldregeling hadden.’
“Sommige opdrachtgevers vinden het fijner als het een Wsnp-regeling wordt, zodat er meer controle is.”
‘Jullie zien de mensen echt’
Lilian: ‘Wat denk je dan?’
Marijke: ‘Dan denk ik: dat is niet oké. Sommige namen herken je gewoon. Het verschil met jullie is dat jullie de mensen ook echt zien. Voor ons zijn het namen in dossiers. Jullie bouwen waarschijnlijk een band op met die mensen.’
Lilian: ‘Ja, dat moet ook wel. Want anders kan je niet werken aan gedragsverandering. Het begint met de vraag: wat is nu echt belangrijk voor iemand? Voor mezelf geldt: ik wil al jaren meer sporten, ik doe het inmiddels maar ik vind er niks aan. De mensen die hier komen vinden er ook niks aan om zo met hun inkomsten en uitgaven bezig te zijn. Het is een lang proces. Daar investeren we aan de voorkant veel tijd in.’
Marijke: ‘Wanneer kom je op het punt dat je zegt: nu moet er toch echt budgetbeheer of bewind komen?’
Lilian: ‘Er zijn gemeenten waar iedereen standaard in budgetbeheer gaat. Bij ons gebeurt dat alleen als iemand wil. Schuldhulpverlening blijft vrijwillig, hoewel het niet vrijblijvend is. Zo’n gesprek begint bij ons met de vraag: ‘hoe zou je het anders willen?’ En niet met: ‘Budgetbeheer zou goed voor je zijn’. Dat vraagt wel tijd, vaak meer dan drie maanden.’
Marijke: ‘Bewind accepteren is misschien niet leuk voor mensen, maar de stress die ze ervaren vanwege schulden is ook niet leuk.’
Lilian: ‘Klopt, ik maak vaak mee dat mensen zeggen: ik wil rust, ik wil in budgetbeheer.’
Marijke: ‘Ik vind het knap als mensen hulp vragen. Het is de eerste stap. Mensen die zeggen: ik ‘wil budgetbeheer of bewind’, tonen echt bereidwilligheid om alles op te lossen. Mensen die weer fulltime gaan werken, die niet bij de pakken neerzitten. Daar gaan we als schuldeiser goed op. Als je mij vraagt: wat zou ik vanaf morgen willen veranderen bij de NVVK, dan zeggen wij: als schuldeiser willen we best akkoord gaan met een schuldregeling zonder afloscapaciteit, maar dan wel met de toezegging dat de betrokkene verplicht in budgetbeheer of onder bewind gaat.’
“Het begint met te vraag wat echt belangrijk is voor iemand. Verandering is een lang proces. Daar investeren we aan de voorkant veel tijd in.”
‘Ik verwacht niets van verplichte nazorg’
Lilian: ‘Mensen verplichten zorgt ervoor dat mensen afhaken. Bij Stadsring willen we juist met motiverende gespreksvoering de motivatie om de schulden aan te pakken vergroten. Ik verwacht dan ook niets van ‘verplichte nazorg’. Als iets móet, dan gaan bij mijzelf ook altijd de hakken in het zand. Je moet zelf wíllen. Dat iemand zich realiseert: hier heb ik echt iets aan, hier kan ik wat van leren.’
Marijke: ‘Daar verschillen we dan wel echt van elkaar. Bij de schuldregeling zonder afloscapaciteit zeggen wij: volgens ons is het geen oplossing om schulden kwijt te schelden - soms gaat het om ziek veel geld - zonder andere maatregelen. Dan is het wachten op de volgende schuld.
Dat ligt niet alleen aan henzelf hoor. Als je een inkomen hebt uit werk of een uitkering en je hebt geen aflosruimte, dan is er gewoon niet genoeg om van rond te komen. Daar heeft de regering een verantwoordelijkheid in, om het sociaal minimum te verhogen. Maar wij zeggen: zomaar akkoord gaan met een schuldregeling zonder afloscapaciteit, dan is er geen basis.’
Lilian: ‘Klopt, maar dat er te weinig inkomen is, dat kunnen wij niet oplossen, dat moet het rijk doen. Daar valt ook niet tegen op te begeleiden. Daarom stelt de NVVK dat ook aan de orde bij het ministerie en bij de Tweede Kamer. Ik denk weleens: als we de kosten van het bewind - want dat betaalt vaak de gemeente - nu eens zouden uitkeren aan mensen zonder afloscapaciteit, zou dat geen betere oplossing zijn?’
Marijke: ‘Ja, die gedachte snap ik ook.’
Lilian: ‘Als ik hier dieper over nadenk heeft dit ook te maken met het land waarin we leven. Wij verdienen alle twee ons geld met het omgaan met schulden. Ik ben bang dat we altijd werk zullen houden. Dat heeft ook veel te maken met hoe we leren omgaan met geld.’
Marijke: ‘Het zou mooi zijn als kinderen op school vanaf groep 1 hier meer over zouden meekrijgen. LAVG verzorgt ook gastlessen op scholen. We leggen uit wat er gebeurt als je een politieboete niet betaalt. Mijn kinderen horen van mij heel duidelijk dat een pinpas niet eindeloos geld levert, omdat ik zie wat er gebeurt als je dat niet goed begrijpt.’
Lilian: ‘Dat is ook zo. Wat mij betreft mag er ook wel een vlag uit voor al die mensen met een minimuminkomen die het allemaal wél net voor elkaar krijgen.’
Marijke: ‘Ik wil niet zeggen dat de meeste mensen die wij tegenkomen niet goed om kunnen gaan met hun geld. Die groep heb je wel. Maar de groep die een tegenslag niet op kan vangen, die geeft mij de meeste zorgen. Dan heb ik het over de groep die geen afloscapaciteit heeft bij een schuldregeling. Bij elke tegenslag kunnen er direct weer nieuwe schulden ontstaan omdat er geen buffer is.’
“Wat mij betreft mag er ook wel een vlag uit voor al die mensen met een minimuminkomen die het allemaal wél net voor elkaar krijgen.”
‘Hopelijk leidt de verkorting tot meer hulpvragen’
Lilian: ‘De termijn voor het aflossen van schulden is gehalveerd tot 18 maanden. Wat mij betreft is dat nog steeds lang. Ik hoop wel dat de verkorting leidt tot meer hulpvragen, omdat het licht aan het eind van de tunnel eerder opdoemt. Wat vind jij daar eigenlijk van?’
Marijke: ‘Volgens mij is achttien maanden te kort om te bereiken dat schulden echt wegblijven. Zeker nu de beslagtermijn meetelt bij de hele saneringsperiode. Wat leren mensen dan van het hele proces?
Ik merk sinds de halvering wel verschil in de voorstellen die schuldhulpverleners doen. De totale schuld wordt steeds lager. Voorheen was het vaak boven de 80.000 euro, nu gaat het vaker om 10 of 15.000 euro. Dat zijn credits voor het effect van vroegsignalering, waar flink op ingezet is.’
“ Ik merk sinds de halvering wel verschil in de voorstellen die schuldhulpverleners doen. De totale schuld wordt steeds lager.”
‘Ik denk weleens dat ik te snel wil’
Lilian: ‘Of de saneringsperiode drie jaar of anderhalf jaar duurt maakt volgens mij eigenlijk niet zoveel uit. Het gaat om het investeren in de relatie aan het begin. Ik denk weleens dat ik te snel wil. Te snel de schulden willen oplossen, te weinig tijd steken in werken aan gedragsverandering. Dat kost echt veel tijd, maar de volgende hulpvrager zit dan alweer op je te wachten. Al die gesprekken... het is best intensief. Je moet naar boven halen wat iemand echt wil. Ik ben soms meer maatschappelijk werker of psycholoog.’
Marijke: ‘Voor ons is de prognose na de schuldregeling ook belangrijk. Soms bieden jullie een saneringskrediet aan -waarbij dus eerst de schulden kwijtgescholden worden- en dan kondigen jullie aan om daarna te gaan kijken welke opties voor werk er zijn. Dan denken wij: waarom? Waarom ga je niet eerst kijken naar de werkopties?’
Lilian: ‘Het is natuurlijk ideaal als iemand kan gaan werken om zo meer af te lossen. We vragen die inspanning ook. Ik zie wel dat als schulden zijn afgelost, er ook weer ruimte komt in het hoofd om zich bezig te houden met werk zoeken.’
‘We snappen welke stress armoede met zich meebrengt’
Marijke: ‘Wij geven in Groningen trainingen aan ervaringsdeskundigen die mensen met schulden begeleiden. We leggen uit welke actie we verwachten als we een brief sturen. We willen dat mensen contact leggen met ons. We merken daar ook wel welke stress armoede met zich meebrengt. Daar hebben we echt wel begrip voor.’
Lilian: ‘Een hulpvrager die bij mij binnenloopt met de vraag ‘kun je even uitstel regelen’, daar zeg ik soms ook tegen: ‘ik wil wel serieus genomen blijven worden door deurwaarders. En ik zeg ook weleens tegen de deurwaarder: leg maar beslag. Als ik al vijf keer uitstel heb gevraagd bijvoorbeeld. Het komt voor dat we jullie nodig hebben om de hulpvrager te helpen de motivatie te vinden om hulp te ontvangen.’